.
Basis cannabis kennis: Genotype en Fenotype
Veel kwekers hebben de neiging de woorden genotype en fenotype verkeerd te gebruiken als ze het over cannabis hebben. Laten we dit euvel eens oplossen en alle onnodige verwarring de wereld uit helpen.
Inhoud:
Er komt een moment in het leven van elke kweker waarin ineens vragen ontstaan. Meestal komt dit moment van verwarring direct na het voltooien van een aantal projecten en, uiterlijk, wanneer dezelfde soort herhaaldelijk wordt gekweekt in een identieke set-up.
Waarom ziet elke cannabis plant, vanaf zaad opgekweekt, er anders uit?
Wanneer deze of soortgelijke vragen onbeantwoord blijven, lijkt het voor een beginnende kweker misschien een logische keuze om over te stappen op een andere breeder. De meer ervaren kwekers weten dat dit fenomeen (variaties tussen verschillende planten van dezelfde soort) inherent is en niet beter zal worden door van zaadleverancier te veranderen. Vergeet niet dat zaden producten zijn van levende organismen. Ze zijn het resultaat zijn van een kruisingsproces, wat betekent dat ze net zo uniek zijn als alle mensen, dieren en planten op aarde. Hoewel het verleidelijk is om alles om ons heen te categoriseren, stuiten we snel op beperkingen als het om de natuur gaat.
Genotype, omgeving, fenotype
Elk levend organisme is het resultaat van evolutie, die hetzelfde principe volgt. Het genotype of de genetische code draagt alle genetische informatie betreffende de groei, uiterlijk en alle karakteristieken die we later kunnen observeren. Het genotype wordt bepaald door de genen die een plant van de ouders erft. Houd er rekening mee dat een genotype een specifiek scala aan mogelijkheden definieert. De expressie van het genotype hangt ook af van de omgeving waarin het organisme leeft en welke specifieke factoren van het genotype tot expressie zullen komen. De interactie tussen genotype en omgeving resulteert in een fenotype. Dit is de fysieke expressie van specifieke genen die door de omgeving geactiveerd worden.
Fenotype (P) | Genotype (G) + Omgeving (E) + genotype en interacties van de omgeving (GE) |
Fenotype (P) |
Genotype (G) + Omgeving (E) + genotype en interacties van de omgeving (GE) |
-
Snel voorbeeld: paarse soorten
Laten we eens een cannabis gerelateerd voorbeeld onderzoeken om een beter idee te krijgen. Je koopt zaden van een gerenommeerde kweker en bent van plant een paarse soort te kweken. In plaats van alle planten in je indoor kweektent te plaatsen, besluit je de helft van je planten naar buiten te verhuizen. Naast het feit dat geen enkele plant er identiek uitziet, valt het ook op dat de planten buiten veel rijkere paarse kleuren hebben, vergeleken met diegenen in je indoor kweektent. Hoewel het genotype de informatie bevat om paarse tinten te produceren, is het de omgeving, en in dit geval de temperatuur van de omgeving, die de twee verschillende uiterlijke expressies (fenotypes) toestaan van ogenschijnlijk dezelfde code (genotype).
-
De algemene misvatting
We hebben het idee dat de omgeving de bepalende factor is die een genotype beïnvloedt verschillende fenotypen voort te brengen, maar hiermee is niet de initiële vraag beantwoord: Waarom lijkt elke plant, opgekweekt vanaf zaad, er anders uit te zien, zelfs wanneer ze wordt gekweekt in een constante omgeving of kweekruimte binnen?
Hoe kan een soort in hemelsnaam verschillende fenotypen laten zien als de omgeving niet verandert?
Nou, het is misschien niet wat je wil horen, maar elke cannabis zaad heeft haar eigen, unieke genotype. Veel kwekers nemen aan dat zaden van dezelfde cannabis soort een identieke genetische code delen en verwachten dus logischerwijs homogene groei. Helaas is dit een algemene misvatting. Er zijn veel mensen die de term fenotype gebruiken om de variaties in planten te omschrijven die ze krijgen van dezelfde soort, gekweekt vanaf zaad. In feite praten ze over verschillende genotypes, al weten ze dat vaak niet. Het is niet alleen het milieu die fenotypische expressie bepaalt, maar logischerwijs ook het genotype zelf.
Wanneer je zaden van een bepaalde soort bestelt, koop je in feite ‘familieleden’ van dezelfde familie. Deze familieleden delen een groot percentage aan genen met duizenden (ingeteelde) broers en zussen, maar het zijn geen eeneiige tweelingen. Planten van dezelfde soort hebben vaak een vergelijkbaar genotype, maar er zijn altijd nuances. Je kunt het in principe met je eigen familie vergelijken. Dat is de belangrijkste reden waarom elke wietplant die uit zaad wordt gekweekt, kleine variaties vertoont wat betreft eigenschappen zoals plantgrootte, oogst, smaak, aroma, etc. Het genotype van de zaden is meestal niet identiek.
Feno-jagen
Wietkwekers en -breeders checken altijd het fenotype bij het beslissen welke soorten ze willen kweken en kruisen. Door dit zogenaamde 'feno-jagen', of 'pheno-hunting', kun je snel een grote hoeveelheid genetica doorzoeken en eigenschappen identificeren die passen bij je wensen en de kweekomstandigheden.
Feno-jagen houdt in dat je verschillende soorten zaait (of veel zaden van dezelfde soort). Deze kweek je op om ze vervolgens te klonen om de belangrijke kenmerken eruit te filteren.
Feno-jagen stelt je in staat om een heleboel genen tegelijk te testen en uit te proberen. Sommige kwekers kiezen er echter voor om te feno-jagen met zaden van exact dezelfde moederplant. Hierdoor kun je de beste fenotypes selecteren binnen een kleiner kader. Vervolgens kun je de beste eigenschappen van een bepaalde strain verfijnen.
Zodra je het ideale fenotype hebt gevonden, kun je de gewenste eigenschappen 'insluiten' door het exemplaar voortdurend te klonen. Breeders kunnen echter nog een stap verder gaan door het fenotype zaden te laten ontwikkelen.
Hoe meer genen je aan een kruising toevoegt, hoe meer variatie er ontstaat. Door middel van technieken zoals inteelt of terugkruising kunnen breeders zelfs specifieke eigenschappen eruit filteren en vervolgens stabiliseren.
Bij een feno-jacht gaat het niet om het creëren van nieuwe eigenschappen of het versterken van buitengewone eigenschappen. De kenmerken waarnaar je op zoek bent, moeten al aanwezig zijn in de genen van de soort.
Hoe jaag je op fenotypes? Stap voor stap
Met feno-jagen personaliseer je als het ware je kweekervaring. Voordat je met het proces begint, heb je voldoende ruimte en genoeg potten nodig om meerdere series klonen te kunnen huisvesten. Je hebt ook genoeg voedingsstoffen en licht nodig om ze allemaal gezond te houden. Natuurlijk moet je ook ruimte hebben om je oogst te drogen en curen. Als je deze lijst eenmaal hebt afgewerkt, kun je met je 'jacht' beginnen!
Voor wat betreft de tijd, onthoud dat commerciële kwekers soms meerdere generaties planten moeten kweken voordat ze hun gewenste fenotype krijgen.
Grofweg kan het zoeken naar fenotypen minimaal 6 maanden duren. Denk aan het kiemen, kweken en vervolgens stekken, waarna fenotypering en selectie van de beste exemplaren volgt.
Stap 1: zaaien
Laten we bij het begin beginnen: selecteer de soorten die je wilt kweken en plant de zaden. Zorg er voor dat je je cultivars goed labelt, zodat je precies weet wat waar groeit. Als je veel verschillende soorten kweekt, label ze dan gewoon met de juiste naam of initialen. Wanneer je meerdere planten van dezelfde strain kweekt, bijvoorbeeld Royal Gorilla, label ze dan RG1a, RG2a, RG3a, etc. In een later stadium verwissel je gewoon de 'a' voor een 'b' om te weten welke plant van welke kloon afkomstig is. Als je besluit je klonen opnieuw te klonen, schakel dan over naar de letter 'c' in de labels om dit bij te houden. Je kunt hiervoor houten ijsstokjes in je potten steken. Je kunt ook er ook voor kiezen om je wietplanten zelf te labelen als ze groot genoeg zijn.
Stap 2: kloon het origineel
Na het kiemen, kweek je je planten zoals je gewend bent. Binnen 4 tot 6 weken zullen ze wat groter zijn geworden en veel gezonde 'echte' bladeren hebben ontwikkeld. Op dit punt is het tijd om te klonen. Met verschillende methoden/substraten kun je van elke plant biologische kopieën maken. Denk aan methoden/substraten zoals aarde, steenwol en water. Vergeet niet om je stek te labelen zodra je ze van de moederplant hebt gehaald om verwarring te voorkomen.
Als je stekken neemt van je pas gezaaide gewas, krijg je directe biologische kopieën van elke individuele plant. Zolang de omstandigheden relatief hetzelfde zijn, vertonen ze exact dezelfde eigenschappen als hun moederplanten. Terwijl je moederplanten blijven groeien, kun je met de klonen experimenteren. Bekijk hoe ze reageren en zich aanpassen aan experimentele procedures zoals blootstelling aan ongedierte, training en temperatuurwisselingen.
Stap 3: laat de klonen apart groeien
Op dit punt heb je het dubbele aantal wietplanten. Als je met 10 planten begon, heb je er nu 20 tot je beschikking. Maak nu een apart kweekgebied waarin je klonen kunnen floreren.
Als je binnen kweekt, kun je de originele planten laten bloeien. Je klonen blijven in de vegetatieve fase. Je moederplanten gaan toppen ontwikkelen die je kunt proeven. Zo kun je bepalen welke fenotypes je qua smaak en effect het beste bevallen! Wanneer je klonen toppen beginnen te ontwikkelen, kun je de proef op de som nemen door te kijken hoe ze reageren op de toekomstige stressfactoren.
Stap 4: schakel originele kweek over naar de bloeifase
Om de bloei bij je moederplanten op te wekken, verander je de lichtcyclus naar 12 uur licht en 12 uur duisternis. Afhankelijk van de door jou gekozen soorten, duurt de bloei en het rijpen van de toppen 8-12 weken. Sommige soorten zijn sneller rijp dan andere. Let dus goed op de signalen die aangeven wanneer je moet oogsten.
Stap 5: verwijder mannetjes
Nadat je de bloei hebt opgewekt, moet je goed opletten op mannelijke planten. Vrouwelijke planten produceren harsachtige toppen die vol zitten met terpenen en cannabinoïden. Mannelijke planten produceren stuifmeelzakjes. Wanneer deze balletjes opengaan, laten ze het pollen vrij die vrouwelijke toppen bij contact bevruchten.
Mannelijke planten kun je echter vroeg herkennen door de pre-toppen goed in de gaten te houden. Op het moment dat de bloeifase van start gaat, beginnen deze kleine structuren zich op de knopen te vormen (de punten waar takken de hoofdstam ontmoeten).
Als je een mannetje identificeert, verwijder deze dan zo snel mogelijk uit de kweekruimte. Helaas geldt dit ook voor de bijbehorende feno-kloon.
Stap 6: zoek naar gewenste eigenschappen
De jacht is begonnen! Je hebt geen last meer van mannetjes (als je die al had). Wat rest, is een ruimte vol ontluikende moederplanten en een andere ruimte vol met vegetatieve klonen. Het is nu tijd voor het echte werk!
De oogst laat nog even op zich wachten. Tijdens de bloei moet je de fenotypes van je moederplant zorgvuldig in de gaten houden. Zo herken je de gewenste eigenschappen. Hierbij moet je denken aan:
Je moet nog even wachten totdat je je feno's kunt proeven, maar je kunt wel alvast aan de slag met de vegetatieve klonen. Nu is het zaak om ze goed in de gaten te houden. Zoek naar die eigenschappen die in je toekomstige wietplanten wilt terugzien.
Let onder andere op de volgende kenmerken van je vegetatieve klonen:
- Morfologie: houd de afstand tussen internodes goed in de gaten. Dit leidt namelijk tot meer mogelijke toppen en een meer symmetrische groei.
- Training: gaan je planten goed om met low-stress training en high-stress training?
- Groeisnelheid: heb je tijd om ze langzaam te laten groeien? Of wil je een feno die snel uitdijt?
- Koude- en hittebestendigheid: heb je je temperaturen laag ingesteld om een fenotype te vinden die kou tolereert? Sommige planten kunnen dit beter behappen dan andere.
- Ongedierte: als je buiten kweekt, hoe presteren je klonen als het gaat om insecten?
- Voedsel- en waterbehoefte: hebben sommige planten meer water of voedingsstoffen nodig dan andere? Hoe verhouden ze zich tot exemplaren die minder voedingsstoffen nodig hebben?
- Wortelkracht na het verplanten: hoe zit het met de groei na het verpotten? Gaat dit snel, vraagt de plant meer hersteltijd of herstelde ze niet?
Dan rest nog een laatste test: probeer het materiaal van je moederplanten! Zoek naar de gewenste eigenschappen in de wiet. Denk bijvoorbeeld aan:
- Opbrengst: hoeveel van die heerlijke toppen heb je geoogst? Was het een bescheiden hoeveelheid, of echt een moddervette oogst?
- Terpeenprofiel: houd je meer van citroen, fruit, suiker, diesel, aarde, dennen of andere smaken?
- Effect: heb je een voorkeur voor ontspannende wiet en een vette stone? Geïnspireerd en gemotiveerd? Creatief? Filosofisch?
- Zachtheid: irriteert de rook je keel of voelt deze zijdezacht aan?
- Geur: ruiken de toppen scherp en aangenaam als je ze uit de pot haalt? Of valt het wat tegen?
We raden de RQS Grow Planner aan om belangrijke aantekeningen te maken tijdens het hele proces van feno-jagen.
Stap 7: gooi ongewenste fenotypes weg
Tijd voor de grote opruiming! Nadat je je favoriete fenotypen hebt uitgekozen, verwijder je de moederplanten en bijbehorende stekken die niet aan je verwachtingen voldoen. Wietplanten weggooien is natuurlijk doodzonde, dus geef wat je over hebt gewoon weg aan een vriend om wat ruimte vrij te maken.
Stap 8: herhaal het proces
Gefeliciteerd, je bent nu een echte fenojager! Je hebt je fenotypes perfect gefilterd. Nu heb je enkele opties. Maak eerst nieuwe klonen van je eerste reeks klonen. Deze stekken zullen weer exact dezelfde eigenschappen hebben als de vorige serie klonen. Label ze correct en je kunt weer de vegetatieve fase in.
Vervolgens kun je je eerste partij klonen laten bloeien. Je kunt ze ook verwijderen zodat je meer ruimte hebt voor een experiment met nieuwe klonen. Je kunt ook nog een paar kweekcycli experimenteren en je favoriete fenotypes blootstellen aan verschillende omgevingen, lichtomstandigheden en trainingstechnieken.
Zodra je precies hebt gevonden waar je naar op zoek was, kun je jouw geselecteerde fenotype continu klonen. Op die manier vul je je voorraad constant aan met je favoriete wiet. Het is ook mogelijk om een aantal klonen zaden te laten ontwikkelen.
Je kunt ook een aantal soorten kweken en met andere cannabis strains kruisen. Op die manier maak je nieuwe soorten met fenotypen van wiet die perfect aansluiten op je wensen.
Beëindig het fenotype dilemma: zaden vs klonen
Als je homogeniteit een niveau hoger wil tillen, heb je twee opties. De eerste optie is meer zaden ontkiemen dan je van plan bent te kweken en diegenen te selecteren die de gewenste eigenschappen in een vroeg stadium laten zien. Maar als je doelt op maximale efficiëntie en consistentie, kan je het beste een moederplant selecteren om klonen van te maken. Deze klonen kopiëren het genotype van de moederplant 1 op 1 en je zal dus voortdurend eindigen met hetzelfde fenotype, aangenomen dat de omgeving constant is. Stel dat je een van deze identieke klonen kweekt in een hydro set-up en eentje in biologische aarde, dan zal deze variatie in de omgeving wellicht resulteren in verschillende fenotypes van hetzelfde genotype.
Ten slotte kun je ook F1-hybride zaden gebruiken om homogeniteit te bereiken. Bij dit vrij nieuwe alternatief vertonen alle planten hetzelfde genotype. Dit betekent dat ze identieke fenotypen opleveren als ze in dezelfde omgeving worden gekweekt.